Opoeteren vroeger

Opoeteren vroeger

dorpszicht-1900

Een van de oudste dorpszichten van Opoeteren, waarschijnlijk rond 1900. Men ziet op de achtergrond de oude kerk. Het beeld is genomen vanuit de huidige Neeroeterenstraat.

Opoeteren in een notendop

Het is moeilijk met zekerheid te achterhalen wanneer Opoeteren ontstaan is. Op de Salische kaart “Franciae Secundae Saliciae” van vóór 727 (Lex salica) vindt men op de kaart twee cirkeltjes met de plaatsaanduiding “OTTARSINA”. Dit is waarschijnlijk de aanduiding voor de huidige dorpen Opoeteren en Neeroeteren. In 952 is er sprake van een plaats “super fluvium Uotra” dus boven (op) de rivier Uotra (Oeter?). In een akte van 1202 van Guido van Proeneste, legaat van de heilige Stoel wordt, op aanvraag van de kanunniken van Aldeneik, naast een aantal andere parochies ook “Utre” aangemaand om in de Pinksterdagen met kruis en vaandel naar Aldeneik te komen.

In 1311 vindt men een verwijzing naar de ‘molen van Dorne’, gelegen op het grondgebied van Opglabbeek. In het keurboek van Opoeteren uit 1407 vindt men een verwijzing naar de dorpermolen bij een grensbeschrijving. In dit keurboek wordt ook vermeld dat Diederick van Heinsberg, Graaf van Loon, tot wie Opoeteren behoorde, in 1359 aan Opoeteren het recht verleende om gemeentegronden te verkopen.

Rondom Opoeteren lagen uitgestrekte heidevelden en bossen, voornamelijk aan de westkant van de Oeter. De grenzen in de heide met andere gemeenten was niet zo duidelijk. Vandaar dat er in de loop van tijden vele betwistingen over de grenzen zijn opgetekend. De oudste dateert uit 1390 in een dispuut met Gruitrode. Zo zijn er nog oorkonden hierover opgetekend in 1438 (met Opitter, Gruitrode en Neeroeteren), in 1667 en in 1760. Aan de oostkant van Opoeteren, tussen de Oeter en de Maas strekte zich het Ledebos uit, eigendom van het Duitse Rijk, maar de Graaf van Loon en het kapittel van Sint-Servaas hadden er eigendomsrecht. Ook aan deze zijde had Opoeteren regelmatig geschillen met de buurgemeenten Dilsen, Stokkem en Rotem, de Drie Banken genaamd. Pas in 1820 kwam er een definitief akkoord met de drie banken.

De oudste vermelding van een pastoor in Opoeteren vindt men in 1348 Alardus van Cypernau vermeld. De oudst vermelde schout is Thijs Tismans in 1541. In het oudst bewaarde gichtregister van Opoeteren uit 1545 wordt Ghilis van den Holt vermeld.

Twee families hebben in Opoeteren een belangrijke rol gespeeld: Keverberch en Van Mewen. Kolonel van Keverberch is onmiskenbaar verbonden met de slag op de Donderslagse Heide op 6 december 1648, waar hij het plattelandsleger, de ‘Huyslieden’ aanvoerde in een strijd tegen de Lorreinse troepen en daar in de pan gehakt.

In Opoeteren staat ook het kasteel “De Schans”. Er is een gevelsteen met het jaartal 1667, zodat het kasteel waarschijnlijk in dat jaar gebouwd werd. Het werd gebouwd als residentie of buitenverblijf van baron Michaël de Selijs, burgemeester van de stad Luik, die op 1 januari 1620 zijn intrede deed in Opoeteren. De famile de Selijs bleef eigenaar van het kasteel tot 1840, toen het door de Brusselse familie Bemelmans werd aangekocht.

In de gevel van de kerk van Opoeteren bevindt zich een gevelsteen ter nagedachtenis aan Jacob Panhauzen. Deze Opoeterenaar, geboren rond 1500 werd abt van Steinfeld in Duistland. Hij speelde een belangrijke rol in de geestelijke heropleving van die tijd.

De huidige kerk van Opoeteren werd gebouwd tussen 1905 en 1908, dus nu 100 jaar geleden. De Heemkundige Kring van Opoeteren geeft bij deze gelegenheid een boek uit, dat dieper ingaat op de geschiedenis van Opoeteren.

Tot aan de Franse revolutie was Opoeteren één kerkdorp. Er waren twee burgemeesters, een voor het ‘binnendorp’ en een voor de gehuchten Houw en Dorne. Er waren twee rechtsgebieden, gescheiden door de Oeter, nl. de schepenbank van Opoeteren en deze van Rotem.

In 1945 wordt Dorne een zelfstandige parochie. In 1976 wordt Opoeteren gefusioneerd met Maaseik. De laatste burgemeester Mathieu Reulens treedt af op 1 januari 1977.

 

Een uitgebreide geschiedenis van Opoeteren vindt u hier.